Vandaag heb ik de enquête afgenomen bij een leerling uit het 6de leerjaar.
Deze leerling is mijn broer en dus was het gemakkelijk af te nemen.
De opdracht was dat de kindjes een foto te zien kregen met een daarbij passende tekst. Deze tekst werd ingesproken in het algemeen Nederlands, in tussentaal en in het dialect. Hierna moesten de leerlingen bepaalde vragen oplossen waardoor je zo kon zien dat een kind snel vooroordelen heeft.
Deze enquête heb ik afgenomen op een rustige plaats waar het kind en ik niet konden gestoord worden. Eerst heb ik de vraagjes voorgelezen zodat hij wist waarover het ging. Dan toonde ik de prent en kon hij deze bekijken. Hierna heb ik verteld wat ik ging doen en heb dan samen met mijn broer geluisterd naar de tekst.
Na het beluisteren van de tekst en het invullen van de enquête ben ik tot de conclusie gekomen dat kinderen snel vooroordelen hebben. Zo dacht hij snel dat de goede oplossing meestal het algemeen Nederlands was. Dit komt volgens mij omdat hij zo deftig praatte.
Na het stellen van de vragen zei hij ook dat de laatste conversatie volgens hem een meneer was die op straat leefde. Bij ons thuis wordt er meestal tussentaal gesproken. Ook in onze omgeving kennen wij niemand die dialect praat. Daarom dacht hij dat deze persoon een iets 'armere' persoon was.
Na alles heb ik gezegd dat eigenlijk alle antwoorden juist waren. Dat ook een meneer die dialect praat in een mooi groot huis kan wonen of dat die ook veel vrienden kan hebben. Dit was voor hem iets heel bijzonder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten